Ruggenprik light, iets nieuws?

Een ruggenprik is in veel gevallen de pijnbehandeling van eerste keus tijdens de bevalling. Via een dun slangetje (katheter) in de rug worden medicijnen toegediend. Anesthesiologen streven er daarbij naar om tijdens de bevalling een zo laag mogelijke concentratie van de medicijnen via het slangetje in de rug toe te dienen, zodat de bijwerkingen minimaal zijn en toch goede pijnstilling wordt gegeven.

Het voordeel van een lage concentratie is dat hierbij uit bed komen en rondlopen beter mogelijk zijn, met ondersteuning en verpleegkundige begeleiding. Dit tot grote tevredenheid van zowel zwangeren als zorgverleners. Vrouwen kunnen zelf naar het toilet lopen, de benen vastpakken bij de uitdrijving en het persen zelf lukt beter. Een ander voordeel is dat een lage concentratie de kans op bijwerkingen (niet vorderende uitdrijving, vacuüm-/tangverlossing) tot een minimum beperkt.

De lage concentratie[1] wordt sinds 2008 aanbevolen in de richtlijn medicamenteuze pijnbehandeling tijdens de bevalling. Deze richtlijn is opgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA), Nederlandse Vereniging voor Gynaecologie (NVOG) en de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV).

Sinds de richtlijn passen veel ziekenhuizen in Nederland deze methode toe.


[1] ropivacaïne 0,1% of bupivacaïne 0,0625%, altijd in combinatie met een opioïd (vaak sufentanil)

 

Klik hier voor meer informatie over de Ruggenprik.

Walking epidural

De ruggenprik light staat in de medische literatuur bekend als de ‘walking epidural’. Deze term is in Angelsaksische landen geïntroduceerd toen zij de concentratie van de medicatie aanpasten van een hoge naar middelhoge dosering. Inmiddels gebruiken we in Nederland een nog lagere dosering.