Behandeling bij zenuwpijn in de borstkas

Als de zenuwpijn in de borstkas niet vanzelf over gaat, dan kan een anesthesioloog-pijnspecialist je behandelen. Bij thoracale radiculaire pijn zijn verschillende behandelingen mogelijk.

Behandeling met medicijnen

In het pijncentrum kan de anesthesioloog-pijnspecialist je medicijnen tegen zenuwpijn voorschrijven. Dit zijn geen gewone pijnstillers; het zijn medicijnen die worden gebruikt bij depressie en epilepsie en ook helpen tegen zenuwpijn. De medicijnen zorgen ervoor dat de zenuwen minder pijnprikkels geven. Ontdekken welk middel bij jou het beste werkt, kan best even een zoektocht zijn. Het medicijn begint soms pas na weken te werken, maar het is ook mogelijk dat een medicijn niets voor je doet. Je kunt dan weer een ander middel proberen, of een combinatie van medicijnen. 

TENS-behandeling

Bij een TENS-behandeling krijg je een apparaatje dat door de huid heen zwakke elektrische stroompjes aan je zenuwen geeft. Door de stroompjes werken de pijnzenuwen minder goed en voel je dus minder pijn. Ook maakt je lichaam meer van het stofje endorfine aan. Dit werkt als een soort natuurlijke pijnstiller. Het is een veilige behandeling die geen pijn doet.

Aan het apparaatje zitten 2 kabeltjes vast met aan het einde een elektrode. Je plakt de elektrodes op de plek waar je pijn hebt. Voordat je het apparaatje mee naar huis neemt, krijg je eerst uitleg in het pijncentrum.

Als na een proefperiode blijkt dat je baat hebt bij de TENS-behandeling dan kun je het lange tijd gebruiken. 

Zenuwblokkade met stroomstootjes (PRF)

Bij deze behandeling dient de anesthesioloog-pijnspecialist korte stroomstootjes toe aan de zenuwwortel op de plek waar de zenuw geïrriteerd is. Daardoor geeft deze zenuw geen pijnprikkels meer door. Een andere naam voor deze behandeling is zenuwblokkade. Deze behandeling wordt vooral gedaan als de vernauwing in de opening in het wervelkanaal zit waardoor de zenuw naar buiten loopt.

Je kunt niet zelf aan het verkeer deelnemen na de behandeling. Zorg dus dat er iemand met je meegaat.
Tijdens de behandeling lig je op je buik op een behandeltafel. Je huid wordt eerst ontsmet en je krijgt een plaatselijke verdoving. De anesthesioloog-pijnspecialist zoekt voor de behandeling eerst de zenuw op met röntgenfoto’s of een echo. 
Daarna brengt de anesthesioloog-pijnspecialist de naald in, soms op meerdere plekken. Om te controleren of de naald op de goede plek zit, dient hij of zij een paar test-stroomstootjes toe. Zit de naald goed, dan krijg je een verdovingsmiddel op de plek van de zenuw ingespoten. Dat kan even pijnlijk zijn. Daarna wordt de zenuwwortel een paar minuten behandeld met stroomstootjes. Je blijft na de behandeling nog even in het ziekenhuis. Als alles goed is gegaan, kun je snel weer naar huis. 

Vaak is pas na weken duidelijk of de behandeling heeft geholpen. De behandeling kan eventueel herhaald worden als je nog steeds pijn hebt. Je overlegt dit met je arts.

Risico’s en bijwerkingen

  • Een blauwe plek rond de behandelde plek. Deze gaat vanzelf weer weg.
  • Minder gevoel of kracht in het behandelde gebied. Dit komt door het verdovingsmiddel. Dit is meestal na een paar uur over.
  • Pijn. De pijn kan een paar weken blijven. Je kunt een pijnstiller nemen, bijvoorbeeld paracetamol. 
  • Een allergische reactie op de contrastvloeistof. Dit komt weinig voor.
  • Een infectie op de plaats van de injectie. Dat komt bijna nooit voor.
  • Een bloeding op de plek van de injectie. Ook dat komt weinig voor.
  • Een klaplong. Dit is een zeldzame complicatie die ontstaat als bij de behandeling het longvlies wordt geraakt. Bel direct naar het pijncentrum als je na de behandeling last krijgt van erge benauwdheid. 

Injecties met ontstekingsremmers en pijnstillers

Als je erge pijn hebt, kun je in het pijncentrum injecties krijgen. Op de plek waar de zenuwwortel geïrriteerd is, krijg je een ontstekingsremmer (steroïd) en een verdovingsmiddel ingespoten. Hierdoor raakt de zenuw minder geïrriteerd en wordt de pijn minder. Je kunt daardoor makkelijker je dagelijkse activiteiten oppakken en in beweging blijven. 

Tijdens de behandeling lig je op je buik op de behandeltafel. Je huid wordt eerst ontsmet en je krijgt een plaatselijke verdoving. Om ervoor te zorgen dat de injectie precies op de goede plek komt, worden er tijdens de behandeling telkens röntgenbeelden gemaakt. Daarom krijg je via de naald ook wat contrastvloeistof ingespoten. Daarna spuit de anesthesioloog-pijnspecialist de ontstekingsremmers en het verdovingsmiddel in. Dat kan even pijnlijk zijn. Als alles goed is gegaan en je je goed voelt, kun je daarna naar huis. 

Meestal is pas na een paar weken duidelijk of de injecties hebben geholpen. Als dat niet zo is, of als je na een tijdje weer meer pijn krijgt, dan kan de behandeling herhaald worden.

Risico’s en bijwerkingen

Zowel injecties als ontstekingsremmers kunnen bijwerkingen hebben:

Ontstekingsremmers

Bij vrouwen kan de menstruatiecyclus tijdelijk verstoord zijn. Ook krijgen sommige vrouwen er opvliegers van. Gelukkig is dit effect tijdelijk. Diabetespatiënten kunnen hoge of schommelende bloedsuikerwaarden hebben door de ontstekingsremmers. Na een week stabiliseert dat weer. 

Injecties

De bijwerkingen van de injecties zijn meestal mild. Je kunt bijvoorbeeld last krijgen van pijn of een blauwe plek op de plaats van de injectie. Na een paar dagen gaat dat over.

Zeldzame bijwerkingen/complicaties

  • Het ruggenmergvlies kan tijdens de behandeling per ongeluk worden aangeprikt. Als dat gebeurt krijg je hoofdpijn. Het kan helpen om extra te drinken dan gaat het meestal vanzelf weer over. 
  • Een infectie op de plaats van de injectie. Dat komt bijna nooit voor.
  • Een bloeding op de plek van de injectie. Ook dat komt weinig voor.
  • Een allergische reactie op de contrastvloeistof. Ook deze complicatie is zeldzaam. 
  • Een klaplong. Dit is een zeldzame complicatie die ontstaat als bij de behandeling het longvlies wordt geraakt. Bel direct naar het pijncentrum als je na de behandeling last krijgt van erge benauwdheid. 

Terug naar Zenuwpijn in de borstkas